Blauw en rood

Het was een winterse dag: grijs, grauw, koud, de bomen kaal. Bakken regen waren er de dagen voordien uitgevallen. De paadjes lagen er zompig en glibberig bij. Het natuurgebied waterrijk, met sloten, grachten en kanten en ontiegelijk vroeg in de ochtend. Ik wandelde in alle stilte, behoed- en bedachtzaam. Er hing een gewijde, haast sacrale sfeer. Alles ademde rust. En plots, als in een flits, scheert er rakelings een vogel voorbij. In een rechte lijn, laag over het water. Zijn buik rood, zijn rug en vleugels fel blauw, bijna fluorescerend. Zijn snavel spits en vinnig zijn ogen. Hij trekt een mooie horizontale lijn over het water en verdwijnt even snel als hij gekomen was. Een ijsvogel! Overdonderd en ongelovig wil ik hem nog eens zien. Ik wandel hetzelfde lusje nog eens, en nogmaals. Helaas, mijn schuwe blauw-rode vriend laat zich niet meer zien. Ik vind, langs de waterkant, als bewijs dat hij geen zinsbegoocheling was, noch één of andere hallucinatie of visioen, een felblauwe pluim als visitekaartje. Ik heb een ijsvogel gespot en dat bijna in eigen tuin.