‘Een herder riekt naar zijn schapen’.
Dat is een uitspraak van onze paus Franciscus.
En één van mijn kleinkinderen, een kind van 4, liet mij zien hoe dat in zijn werk gaat. We gingen naar Planckendael, en de dierentuin mag zo mooi zijn als het kan, maar waar veel mensen komen, slingert er vuil. En wat deed zij? Ze raapte het op, en gooide het in de vuilnisbakken. Mijn eerste reactie was: bah, wat vies, mijn tweede reactie: zij blijft niet staan en zeuren over: dat mag niet; ze ruimt op en klaar is kees, en dan gaan we verder. Aan die tweede reactie heb ik toegegeven. Je kan natuurlijk zeggen: en haar handen dan? Propere handen houden in een dierentuin zonder papierkes rapen, is al niet te doen. Er zijn plaatsen genoeg om je handen te wassen. Zij was toen voor mij de herder die riekt naar zijn schapen. Zij vond dat die papiertjes daar niet hoorden, raapte ze op en gooide weg, zonder veel tralala. Zoals onze paus het misschien wel bedoeld heeft.