De vrienden van Jezus wisten niet goed wat zij ervan moesten denken. Jezus’ dood hadden ze nog niet verwerkt. Ze waren sterk ontgoocheld: “Wat kunnen wij nu nog van Jezus verwachten? Waarom heeft Hij ons moeten verlaten? Wij hadden zoveel van Hem verwacht.” Jezus’ vrienden, Zijn apostelen, hadden Jezus’ gedrevenheid mogen ervaren en na Zijn dood bleven Jezus’ vrienden ook samen. En geleidelijk aan groeide in hen en in hun gemeenschappen ook een brokje gedrevenheid. Traag, maar wel bewogen, zeiden ze tegen elkaar: “Alles waar Jezus voor geleefd heeft mogen wij nu verder doen. Ook wij mogen en kunnen verder doen wat Jezus in Gods Naam op gang heeft gebracht. Wij mogen verder doen wat Jezus voorgeleefd heeft.” En telkens als ze samen waren om te bidden verrezen ook zij stap voor stap. Zo kregen zij kracht en wisten zij zich uitgenodigd om – in het spoor van Jezus – bekommerd te zijn om elkaar en om het goede leven.