De weerman zag de bui al hangen:
‘Zeg wat meer goeiendag’ zuchtte hij vol verlangen.
Vanzelfsprekend mag hij dat bedenken; dat is zijn job:
weer-es-verwachting presenteren daarvoor krijgt hij betaald.
Sinds mijn allereerste korte traject op de fiets
-later dan de gemiddelde geef ik grif toe-
strooi ik goedendag in ’t rond zonder gage:
vanzelfsprekend is ’t me daar niet om te doen.
Weer-es goedendag was wat ik minimum verwachtte.
Ondertussen -verslaafd aan mijn eigen groet-
lijkt het systeem merkbaar immuun geworden,
vrees voor besmetting, ver onder nul gezakt.
Misschien dat zo’n weerman de kaarten anders leest ?
Vanzelfsprekend richt de weerman zich op analyse.
Ik daarentegen, ik heb de expertise.
(m.v.)