Ik las over een man die alles verkocht om een akker te kopen, want daarin lag een schat begraven; over een andere man die alles verkocht voor een kostbare parel. Ik las over vissers, die de vissen uit hun overvolle netten sorteerden. De goede hielden ze, de slechten wierpen ze terug in zee. Het Rijk der hemelen, zei Jezus, is gelijk aan de akker, of de man die kostbare parels zocht of aan het net, dat allerlei soorten opvist. Maar die soorten zullen van elkaar gescheiden worden in goeden en slechten. In feite, sorteren we al. Wat wij goed vinden, dat houden we, de rest … doet er niet toe. De antwoorden op de vragen: ’over welke schat spreekt Jezus, en welke schat wil ik?’, zeggen duidelijk of we op dezelfde golflengte staan. Die antwoorden bepalen welk soort vis je bent. Jezus’ taal is klaar en duidelijk. Hij weet dat ons leven altijd wel met onkruid zal verwikkeld zijn. Hij hecht er wel belang aan, dat we voor Hem kiezen. Het Rijk Gods, is de ware schat, de kostbare parel die de moeite waard is om alles te doen om haar te bezitten.