Een huis

“De hemel is mijn troon en de aarde mijn voetbank. Wat wilt gij toch een huis voor mij bouwen, een rustplaats voor Mij zoeken? Al wat bestaat heb Ik met eigen handen gemaakt, alles is van Mij, Ik ben vol zorg voor degenen die nederig zijn, zonder pretenties, en vol ontzag voor mijn woord.”, zegt God. Mijn eerste gedachte: “Dat is waar, alles is van God”. Toen kwam een tweede gedachte: “We hebben toch kerken voor Hem gebouwd, wat is daar mis mee?” Vertrouwend op Gods Woord, moest ik een andere betekenis zoeken. Ik kwam op het spoor van goede daden. Wij willen goed zijn, zelfs huizen bouwen of schenken. En vroeg of laat komt dan het addertje van onder het gras. Als de persoon in kwestie, ons niet van dienst is, voelen we ons onterecht behandeld. Dan blijkt dat onze goede daad, een schuldbriefje was. En God zegt, ongezouten, dat we nooit eigendomsrecht hebben, op goede daden. Goede daden zullen altijd Zijn daden zijn, tot Zijn huis behoren. Hij bouwt met ons, niet wij voor Hem.