Een roedel wolven duikt de nacht in.
Het is bij volle maan als hun oorverdovend gehuil weergalmt over bos en dal.
Hongerige wolven, hun reukzin gericht op elk bloedspoor, met het Alfa mannetje als leider.
Hun verschijning boezemt angst in, doet ons beven op ons grondvesten.
Ze hebben iets groots, majestueus, een donkere kant met hun schofthoogte om “u” tegen te zeggen.
Hongerige wolven,
doordringende ogen,
schaduwdans, gegronde angst.
Knetterend kampvuur, allerlei rituelen, een zielendans.
Het vuur als bescherming, het maakt ze schuw.
Hongerige wolven luiden de nacht in bij volle maan.
Rosanna