En Gij, Heer

Ja, en Gij, Heer?
Mag Jij mee op vakantie?
Als ik een oud vervallen kerkje binnenwip,
als ik een kaarsje ontsteek voor een zieke,
als een onverwachts, diep gesprek
in den vreemde mij wijst naar Jou,
de Overal Tegenwoordige?

Maar ook thuis, met verlof in m’n eigen tuin
komt Gij onaangekondigd aanbellen:
of ik mee wil naar zee met een vriendin
of ik wil aanschuiven bij de barbecue
van m’n overbuur
of ik even wil oppassen bij een ziek kind …

Zoveel visites breng Jij ons – maar
merk ik ze op? En steeds weer klop Je aan
– onvermoeibaar – altijd even barmhartig …
Ook als we met vakantie zijn
en onze planning ‘zelf’ hebben opgesteld …
Kan ik Jou dan binnenlaten?
Maak ik extra tijd voor Jou?
Laat ik mijn agenda varen …?