Je meldt me dat je medezuster overleden is. Het was voor jou een voorrecht om voor haar intens te ‘mogen’ zorgen tijdens haar laatste vier levensjaren. Je zag het als ‘wederzijds verrijken’ en vooral als ‘elkaar nabij zijn’ in lief en leed. Jullie gunden elkaar ‘volop leven’ met een handgebaar of een enkel woord en voelden elkaar aan. Dit kon tijdens de stilte van het morgenrood tot in de holte van de nacht. Ik voel nu je verdriet om het afscheid en je vreugde om de mooie herinneringen. Ze zijn verweven als schering en inslag. Verdriet is nu de stugge, overheersende, dikke draad. Het weefpatroon bestaat uit leven-dood-leven. Haar leven overspande een hele waaier van vitaliteit. Haar dode lichaam wordt weldra ten grave gedragen. Het Eeuwige Leven dat zich aandient staat voor oneindige liefde, geloof en hoop. Jouw medezuster heeft immers niet voor niets geleefd. Maria en Maria Mazzarello schragen jullie en zorgen voor de ingebedde en vredevolle glansdraad in dit weefsel!